Afgelopen nacht was het precies 70 jaar geleden dat in Zeeland de dijken braken, met rampzalige gevolgen. Vandaag, ook in de nacht van 31 januari naar 1 februari, gebeurde bij mij iets soortgelijks in het klein: aan de binnenzijde van mijn neus.
Tegen half een, ik zat op bed op mijn laptop nog een aflevering van een serie te bekijken, voelde ik dat ik een loopneus had. Iets wat wel vaker gebeurt. Toen ik echter een zakdoek pakte, ontdekte ik dat het bloed was. Een bloedneus heb ik wel af en toe, maar dat is dan meestal snel weer over. Nu waren het echter niet een paar druppels, maar dit was een heuse neusbloeding. Snel, onder achterlating van een bloedspoor, naar de badkamer, waar ik in het medicijnkastje nog een paar tampons uit vruchtbaarder tijden wist. Tampon erin gestopt, na eerst het touwtje te hebben afgeknipt. Dat leek te helpen. Tot ik na een half uur ontdekte dat het bloed dat niet door de neus naar buiten kon, in mijn mond terecht kwam.
Tineke heeft toen de Spoedeisende Hulp gebeld, iets wat nog een hele toer bleek. Uiteindelijk toch iemand aan de lijn gekregen die de tip gaf: eerst neus goed snuiten, iets kouds in de nek, hoofd een beetje voorover, in wat ze noemde schrijvershouding (mij niet geheel vreemd), neus net onder het neusbeen dichtknijpen en dat een kwartier lang. Maar dat hielp dus niets: het leek of het bloeden alleen maar erger werd en ook mijn mond ging vollopen.
Tineke weer gebeld met de Spoedeisende Hulp: we mochten komen. Wij dachten in Hoogeveen, maar nee, we moesten naar ziekenhuis Isala in Meppel. Omdat ik de bekleding van onze nieuwe auto niet wilde besmeuren, een badhanddoek onder mijn neus en een op mijn schoot.
Om half vier arriveerden we bij het ziekenhuis. De badhanddoek onder mijn neus was op dat moment geheel doorweekt.
Gelukkig kon ik na een paar minuten al geholpen worden: de arts drukte een geval diep in mijn neus (de au waarvoor hij waarschuwde viel gelukkig mee), dat hij vervolgens het een vloeistof besproeide, waardoor ‘het geval’ uit ging zetten en transformeerde tot een tampon.
Al spoedig ontdekte de dokter dat het hevige bloeden weliswaar was gestopt, maar dat er nog steeds bloed langs de tampon sijpelde. Na wat telefoontjes kwam het verlossende woord: we konden meteen door naar de KNO-arts … in Zwolle.
Iets over half vijf reden we de parkeerplaats van de Spoedeisende Hulp van Isala Zwlle op. Ook hier waren we snel aan de beurt … dachten we, toen de verpleegkundige ons voorging naar de behandelkamer. Nadat ze de initiële zaken als bloeddruk en polsslag opnemen, temperatuur meten, gegevens invoeren in de computer, armbandje maken had gedaan, legde ze liefdevol een deken over me heen en de knop van de pieper naast me en vertrok met de woorden: ‘De arts komt zo snel mogelijk bij u.’ Het was toen vijf uur.
Om half negen, we hadden inmiddels al tig keer gehoord dat de arts zo snel mogelijk bij ons zou komen, kwam de verpleegkundige met het goede nieuws: we hoefden niet langer te wachten en konden naar de KNO-poli één verdieping hoger, waar ik direct zou worden geholpen. Het was overigens nog wel ‘een dingetje’ in de lift: de medepassagiers keken ontsteld naar die meneer met dat bebloede gezicht en t-shirt.
De assistente daar stopte mijn beide neusgaten vol met gaasjes die een verdovend middel bevatten, waarna ik nog een kwartiertje moest blijven liggen, totdat de KNO-arts, een bijzonder knappe mevrouw, arriveerde. Binnen een paar minuten wist ze het geknapte adertje dicht te branden. ‘Voor dit korte moment hebt u hier de halve nacht zitten wachten,’ zei ze nog, toen ze vertrok.
Nadat de assistente het gebied rond mijn neus enigszins had gefatsoeneerd, konden we vertrekken. Om kwart over tien, zeven uur nadat we vannacht uit Hoogeveen vertrokken, waren we weer thuis in ons appartement. Waar eerst de badkamer moest worden gereinigd: die zag eruit of er een bloedige moord was gepleegd.

